Grammatik

In dit hoofdstuk worden de volgende grammatika onderwerpen behandeld:

  • Vraagwoorden
  • Getallen

Deze twee onderdelen ondersteunen je in de taal en komen heel vaak voor. Hieronder vind je per onderdeel een korte uitleg en vijf opdrachten en hun antwoorden. De opdrachten duren per stuk ongeveer 10 - 15 minuten. Begin bij opdracht 1 en werk dan verder. De opdrachten worden steeds ietsje moeilijker. Het is belangrijk om van te voren de stof te leren, zodat je meteen kan testen of je alles onthouden hebt.


Vraagwoorden                                                                                                   

Vraagwoorden zijn woorden waarmee een vraag kan beginnen. Het vraagwoord geeft ook meteen aan wat voor soort antwoord er wordt verwacht. Voorbeelden in het Nederlands zijn: wie, wat, waar, waarom, wanneer, hoe etc. In het Duits begint een vraagwoord altijd met een w. Ze worden daarom ook wel W-Wörter genoemd.

Aufgaben

  • Aufgabe 1
  • Aufgabe 2
  • Aufgabe 3
  • Aufgabe 4
  • Aufgabe 5

Antworten

  • Antworten Aufgabe 1
  • Antworten Aufgabe 2
  • Antworten Aufgabe 3
  • Antworten Aufgabe 4
  • Antworten Aufgabe 5

Getallen

Één van de eerste dingen die je als klein kind hebt geleerd was tellen. Daarom beginnen we ook nu daarmee.

Aufgaben

Antworten